Surinaamse bosnegers, 1866

Surinaamse bosnegers, 1866

Suriname had zijn Boekoe

Zoals in Brazilië Palmares een magische klank heeft, zo heeft Suriname Boekoe.
Boekoe was een fort, gebouwd door weggelopen slaven in de moerasachtige jungle van de Commewijne rivier. Die weglopers noemden zichzelf bosnegers, of marrons.
Nederlandse koloniale troepen maakten jacht op die bosnegers, die daardoor een zwervend bestaan moesten leiden. Hun dorpen werden verwoest en telkens moesten ze verder het oerwoud in om een dorp te bouwen.
In de tweede helft van de 18de eeuw bouwden de bosnegers Boekoe, een onneembaar fort. Het land om het fort heen was moerassig en alleen begaanbaar voor degenen die de paden, die onder het water lagen, kenden. Naast die paadjes lagen valkuilen met scherpe puntige palen op de bodem.
In 2004 heeft een expeditie van acht Nederlanders en drie Surinamers de resten van fort Boekoe ontdekt, op een eilandje in het moeras in het kustgebied ten oosten van Paramaribo. Van het fort is alleen nog maar een aarden wal over. Van de metershoge houten muur vonden ze niets terug.
Tot vandaag de dag heeft Boekoe een belangrijke symbolische betekenis in de geschiedenis van het slavenverzet in Suriname. De kazerne in de hoofdstad Paramaribo is naar dat fort genoemd: Membre Boekoe, Herinner je Boekoe.