Fragment 1 uit Slavenhaler

Scheepsjongen Tyn heeft een ongeluk veroorzaakt waarvan Jonas het slachtoffer is geworden. Jonas is stuurmansleerling. Zijn been moet nu worden afgezaagd. Dat wordt een bloederige toestand...

Hou je van voorlezen? Klik op   en luister naar Sam


Terwijl de barbier een scherp mes, het schroei-ijzer, de amputeerzaag en een varkensblaas klaarlegde, probeerde Tyn zich in een hoek van de hut onzichtbaar te maken.

"Híérkomen, jij," snauwde de bootsman en trok hem bij een oor naar voren. "Jij hebt dit op je geweten. Dan zul je toekijken ook."

Tyn ging gehoorzaam naast de tafel staan, maar zodra de bootsman even niet keek deed hij een stap achteruit.

"Drink maar goed, knul," zei de barbier terwijl hij een glas jenever in Jonas' mond goot.

De gewonde stuurmansleerling verslikte zich in de helse drank en begon te hoesten en daarna over te geven. Hij probeerde overeind te komen, maar de banden waarmee de timmerman hem op de tafel had vastgesnoerd zaten stevig vast.

"Dan maar zonder," zei de barbier. "Het is zo gebeurd, hoor. Het is maar een dun been." Hij zette de jeneverkruik aan zijn lippen en nam zelf een paar flinke slokken. Er werd geklopt. Een van de matrozen deed de deur open. De scheepskok kwam binnen met een stoof waarin gloeiende kolen lagen. De barbier pakte het brandijzer en legde het in de hete stoof. Daarna stuurde hij de kok, die nieuwsgierig rondkeek, de hut uit. De timmerman liep weg en kwam terug met twee emmers zand, die hij uitstrooide over de houten dekplanken in de hut.

Tyn stond te trillen op zijn benen. Hij durfde niet toe te kijken, daarom keek hij maar naar beneden. Het enige wat hij daar zag was Jonas" braaksel, dat via de gootjes in de houten chirurgijnstafel langzaam op het laagje zand drupte.

De bootsman bond een leren riem om het gewonde been, ongeveer tien centimeter boven de knie. Hij trok de riem stevig aan en stak er toen een stok doorheen. Een van de matrozen, een Duitser met maar één oog, pakte de stok en begon te draaien. Algauw sneed de riem de bloedsomloop in het been af en vloeide er nog maar een dun straaltje bloed uit de wond.

De andere matroos, een Fransman zonder tanden en met een scheefgeslagen neus, greep Jonas bij de schouders vast en ging half over zijn borst liggen. De bootsman gebaarde dat Tyn het gezonde been moest vastpakken. Tyn beefde bijna net zo hard als het slachtoffer.

Ondertussen had de timmerman een paar kaarslantaarns aangestoken en die aan de ijzeren haken boven de tafel gehangen. Omdat het schip af en toe flink slingerde leken de mannen in het flakkerende licht op duivelse schimmen die rond een tafel dansten.

Toen de barbier op hem afkwam wist Jonas dat de dood nu net zo dichtbij was als al die schaduwen om hem heen. Hij gilde om zijn moeder; zo hard dat het overal op het schip te horen was. Het sneed ieder die het hoorde door de ziel, van de schipper die in zijn hut onder het achterdek piekerde hoe hij de machtige reder het nieuws over zijn zoon zou vertellen, tot de matrozen die op het voordek fantaseerden over de straf die Tyn voor zijn stommiteit zou gaan krijgen.

De timmerman greep Jonas' hoofd vast en duwde een houtje tussen zijn tanden. "Bijten, jong, dan doet het geen pijn."

Het was een werkje van niks. De barbier sneed eerst met het scherpe mes het vel rond het been los en stroopte het een stukje op. Dat was het moment dat Tyn flauwviel. Hij zakte op de grond en kwam half onder de tafel terecht. Niemand bekommerde zich om hem, behalve de eenogige Duitse matroos die de bloedsomloop in Jonas' been moest afknellen; met zijn voet schoof hij Tyns lichaam wat verder weg, zodat de jongen niet meer in het bloed lag dat in een straaltje van de tafel liep.

Drie minuten later had de barbier het been doorgezaagd, een flink stuk onder de knie, zodat er nog genoeg onderbeen overbleef om er later een mooi houten been aan vast te maken.

Het slachtoffer had niet veel van de amputatie gemerkt, want toen de barbier was begonnen met zagen was hij buiten kennis geraakt. Jonas kwam weer bij toen de geur van brandend vlees de chirurgijnshut vulde. De barbier drukte het gloeiendhete schroei-ijzer tegen de bloederige stomp. Het siste en een rode dampwolk steeg op. Jonas kon zich niet bewegen en hij kon niet schreeuwen, want er zat iets hards in zijn mond. Hij raakte weer buiten westen en dat was maar goed ook, want daardoor zag hij niet hoe de bootsman zijn afgezaagde been van de tafel pakte en ermee naar buiten liep.

De bootsman geloofde in geesten en demonen, en hij dacht dat zo'n los stuk mens misschien wel een eigen leven zou kunnen gaan leiden en dat je er daarom zo gauw mogelijk van af moest zien te komen. Met een brede zwaai gooide hij het been in de Golf van Benin.

 

Lees verder in het boek!

 

 

Lees nog een fragment Heb je het eerste fragment al gelezen? Klik hier